De wetenschap met Open Access: een voordelig alternatief voor in het internettijdperk

Open Access is veelbelovend. Wetenschappelijke artikelen moeten direct gratis om te lezen worden. Het addertje onder het gras is dat wetenschappers dan geld moeten gaan betalen om te publiceren – voor niets komt immers alleen de zon op. Toch heeft deze nieuwe structuur voor wetenschappers grote voordelen.

Afgelopen maandag was Liesbeth Mol op AMOLF, het onderzoeksinstituut waar ik werk. Zij is vicepresident bij uitgeverij Nature-Springer voor de disciplines wiskunde, natuurkunde en toegepaste wetenschappen. Het prestigieuze vakblad Nature moet veranderen, en zij is betrokken bij die verandering.

Vroeger was de wetenschappelijke wereld eenvoudig: je deed je onderzoek en als je succes had publiceerde je het. Het internet bestond nog niet, dus als je je onderzoek onder wetenschappers bekend wilde maken moest je een boek uitgeven, een congres bezoeken of een artikel in een vakblad publiceren. Elke zichzelf respecterende wetenschappelijk instelling was geabonneerd op minstens tientallen voor hen relevante vakbladen, wat hen dan ook een lieve duit kost. Als je je onderzoek publiceerde in het juiste tijdschrift, dan kregen collega’s uit jouw vakgebied het vanzelf onder ogen.

Dankzij het internet zou je denken dat we die dure tijdschriften niet meer nodig hebben. Publiceren is makkelijker dan ooit: websites maken is spotgoedkoop of zelfs gratis, en we hebben ook nog de sociale media. Waarom zou je je artikel opsturen naar een vakblad, waardoor alleen wetenschappers met een duur abonnement daarop je artikel kunnen lezen?

Echter, het zelf online gooien van je artikel heeft nadelen. webhoststunter.nl zal niet controleren of jouw werk wetenschappelijk ook maar enigszins deugt en het is ook maar de vraag of je werk over tien jaar nog online staat. Wetenschappers zullen je dus nooit serieus gaan nemen als je je werk louter en alleen publiceert op je eigen webstek.

Om die reden zijn er online tijdschriften verschenen die gratis zijn om te lezen, zoals bijvoorbeeld PloS One en Scientific Reports. Omdat ze alleen online verschijnen, heb je niet meer de distributiekosten van een papieren tijdschrift. Dit soort tijdschriften heten Open Access in vaktermen. Echter, ook al staan ze online, ze maken nog steeds kosten. Wetenschappelijke artikelen beoordelen is niet gratis, zelfs al doen veel wetenschappers dit vrijwillig. Ook het tot in de lengte der jaren online houden van jouw publicatie kost handenvol geld. Om die reden moet je bij dit soort bladen betalen om je artikel te mogen publiceren.

Het lijkt zo op het eerste gezicht dus dat wetenschappers hier niks mee gaan opschieten. In plaats van betalen om tijdschriften te lezen moet je straks hetzelfde bedrag betalen om te mogen schrijven. Bovendien klinkt dit als een raar verdienmodel: elke grote krant, tijdschrift en website heeft mensen in dienst die betaald worden om te schrijven. Dat wetenschappers hun artikelen in het verleden gratis aanboden om zo bekendheid te verwerven was al vreemd, maar dat ze nu opeens moeten betalen?

Toch is dit de enige juiste manier. Wetenschappelijke tijdschriften zijn een verdienmodel geworden. Verenigingen zoals de ACS (American Chemical Society) gebruiken hun wetenschappelijke tijdschriften bijvoorbeeld om andere zaken te bekostigen die niks met het tijdschrift te maken hebben, zoals het uitreiken van beurzen en geldprijzen. Andere organisaties zijn commerciëler: RELX (de E staat voor Elsevier) en ook Springer-Nature zijn gewoon bedrijven die dividend uitkeren aan hun aandeelhouders.

Wetenschappers zijn haast verplicht om een abonnement te nemen op die tijdschriften, anders mis je immers belangrijk werk van je collega’s. De hoofdlijnen kun je vaak nog wel vinden op internet – de tijdschriften maken een uiterst beknopte samenvatting van de artikelen openbaar – maar als je iemands onderzoek wil begrijpen dan ben je overgeleverd aan de uitgeverijen. Het is het als met Facebook: iedereen leest tijdschrift X, dús iedereen publiceert in tijdschrift X, dús iedereen leest (en betaalt voor) tijdschrift X.

In een wereld waar je de vakbladen moet betalen om te schrijven ligt dit anders. Je kunt zelf op zoek gaan naar een tijdschrift met een goede prijs/kwaliteitsverhouding. Tijdschriften die veel geld vragen zullen gemeden worden door auteurs. Hetzelfde geldt voor tijdschriften die teveel rammelwerk laten passeren. Zodra een artikel eenmaal gepubliceerd staat, kan de hele academische gemeenschap het lezen, en niet alleen het deel met een abonnement op het juiste blad.

Voor de tijdschriften zelf wordt het wel een stuk lastiger. Prestigieuze tijdschriften als Nature en Science hebben nu een geweldig verdienmodel: letterlijk elke universiteit zal een abonnement op ze hebben, en iedereen wil in hun tijdschrift publiceren. Ze kunnen dus bergen aan abonnementsgeld binnenhalen. Deze tijdschriften zijn prestigieus omdat ze heel selectief zijn: alleen het absolute toponderzoek verschijnt in deze bladen. Er is dus maar een klein aantal wetenschappers dat hierin kan publiceren, het overgrote deel van de inzendingen wordt afgewezen. Zoals Liesbeth Mol duidelijk maakte tijdens haar bezoek, zul je zien dat nu een heel klein clubje wetenschappers het hele blad draaiende moet houden. De prijs om in een topblad te kunnen publiceren zou dus torenhoog worden. Mol noemde geen bedrag, maar zeg dat het € 25 000 wordt.

Dat bedrag is zelfs voor wetenschappers – waar door alle gespecialiseerde producten de bedragen consequent 10 maal hoger zijn dan ik zou verwachten – heel veel geld. Het is dan ook de vraag of er voor selectieve bladen een toekomst is. Is er in een wereld van Open Access nog wel plaats voor selectieve bladen? Zullen topbladen als Nature en Science ooit gratis zijn om te lezen?

Uitgevers als bijvoorbeeld Springer-Nature zeggen voorstander te zijn van Open Access. Dit suggereert dat ze een strategie klaar hebben liggen om als open blad te overleven. Op het moment zijn echter alle Nature-tijdschriften behalve Nature Communications nog altijd niet gratis om te lezen. Als er al een strategie klaar ligt, dan is men kennelijk nog niet begonnen met de implementatie ervan. Voor nu blijven de uitgevers nog hangen bij het oude abonnementsmodel van voor het internettijdperk.

De beweging naar Open Access gaat nog altijd langzaam. Eerst zouden alle nieuwe subsidies van de Nederlandse Wetenschapsorganisatie (NWO) vanaf 2020 als voorwaarde hebben dat men alleen nog in open bladen mocht publiceren. Dit is een jaar uitgesteld, en verder uitstel zal mij niet verbazen.

Toch is het de moeite waard over te stappen op Open Access. Zoals gezegd wordt het voor wetenschappers veel vrijer om te kiezen in welk blad ze publiceren. Nieuwe bladen kunnen direct een groot lezerspubliek aanspreken – ze hoeven niet eerst te wachten tot iedereen een abonnement heeft. Zelfs nieuwe uitgeverijen kunnen veel sneller dan voorheen groot worden.

De concurrentie onder uitgevers neemt dus gigantisch toe. Voor wetenschappers levert dit een leuke besparing op. Tijdschriften die torenhoge bedragen vragen om te mogen publiceren zullen verdwijnen. De tijdschriften die overblijven controleren voor een bescheiden bedrag nauwgezet je artikel. Er zal minder geld naar de uitgeverijen gaan, en dus aannemelijk meer geld naar het onderzoek.

Wetenschappelijke tijdschriften hadden een hoofdrol in de verspreiding van vakkennis in de 20e eeuw, en deze zijn ze nu door het internet kwijtgeraakt. Hun controlerende en archiverende taak staat echter nog overeind. Hun verdienmodel zal wel gaan veranderen, wat Liesbeth Mol en haar collega’s nog een hoop hoofdbrekens zal bezorgen. Nieuwe bladen kunnen veel sneller groot worden en er zal dus veel meer concurrentie tussen de bladen gaan ontstaan. Behalve meer keuze waar te publiceren, zal dit waarschijnlijk ook een besparing opleveren voor de wetenschappers. Altijd leuk, toch?


P.S. Ik heb het argument dat Open Access artikelen ook toegankelijk maakt voor niet-wetenschappers, zoals artsen, scholieren, bedrijven en hobbyisten, bewust overgeslagen. Ik spreek zelf wel eens met wetenschappers die weliswaar vinden dat Open Access om die reden goed is, maar er voor de wetenschap zelf geen nut van inzien. Ik wilde hier vooral duidelijk maken dat Open Access ook voor de wetenschap zelf voordelen heeft.

Geef een reactie